Vraag voor de Open Space was: Hoe kun je een dialoog over racisme/discriminatie voeren/vormgeven?
In de pauze, voorafgaand aan de Open Space ontspon zich al een gesprek over dit onderwerp. Vragen en opmerkingen: Hoe om te gaan met white privilege? Hoe een dialoog voeren waardoor er niet juist verwijdering ontstaat? Wat bijvoorbeeld gebeurt wanneer de dialoog voornamelijk wordt toegevoegd aan de pijn van de niet geprivilegieerde groep.
Je kwetsbaar opstellen kan helpen. Openstaan voor elkaars blinde vlekken.
Er is ook een systemische kant: Verleden dat doorwerkt in het heden. Hier kan een opstelling behulpzaam zijn.
In de Open Space hebben we ervaringen gedeeld: elkaar verhalen verteld.
Aandachtspunten die naar voren kwamen:
- Het contactveld: van waaruit doe je het?
- Hoe krijg je (de) deelnemers in de dialoog?
- De vragen die je stelt zijn heel belangrijk
Verhalen/voorbeelden:
Een dialoog die toegankelijk is voor elke belangstellende over alledaags racisme.
Op papier krijgen deelnemers een verhaal over een ervaring van een persoon met alledaags racisme. Daarna een dialoog over de vragen: ‘Hoe raakt je dit?’ en ‘ Wat herken je je hiervan in je eigen leven?’ (Deze dialoog was voorbereid en heeft niet plaatsgevonden vanwege Corona).
Opmerkingen hierover: Ideaal is om mensen die dit zelf mee hebben gemaakt in de dialoog te betrekken en hen hierover te laten vertellen. Alternatief is filmpjes laten zien waarin zwarte mensen vertellen wat ze beleven (o.a. op NPO site).
Een dialoog over de vraag wanneer voelde jij je gediscrimineerd?
Is een mogelijkheid. Voorbeeld: Een dialoog over Zwarte Piet ( met de stappen: verkennen, ervaringen delen en dromen). Vraag bij ervaringen delen: welke herinneringen/ associaties heb jij bij Zwarte Piet?
Een Zwarte Piet-fan vertelde waarom Zwarte Piet zo belangrijk was: een heel vriendelijk figuur voor hem. Doordat hij de ruimte kreeg zich te uiten kon hij daarna de pijn horen die bij sommige anderen leefde rondom Zwarte Piet. Vervolgens kwam hij zelf met het voorstel om Zwarte Piet een andere kleur te geven (en liet zijn oude overtuiging varen).
Werven van deelnemers (bij een dialoog in het maatschappelijk veld)
Vooraf contact maken met sleutelfiguren, in de wijk, informele leiders onder jongeren, ‘krachtmoeders’, ook religieuze leiders. (De laatste categorie bij elkaar in dialoog brengen, kan ook veel inspanning vergen was een ervaring.)
Voorbeeld van dialoog tussen overlastgevende jongeren en politie.
Eerst langs de deuren met de opbouwwerker om de jongeren zover te krijgen dat ze komen.
Als voorbereiding op de dialoog de twee groepen eerst apart met elkaar in dialoog laten gaan. Hiermee krijgen ze vertrouwen in de dialoog. Treffen elkaar ook al op een dieper, kwetsbaar niveau. Bijkomend effect: ze ontdekken dat ze niet allemaal hetzelfde denken. Wat hen meer open doet staan voor andere perspectieven. Daarna de twee groepen met elkaar in dialoog.
Kwetsbaarheid als opening: Pas toen de agenten toegaven dat ze etnisch profileren en hun worsteling daarbij voorlegden, gaven de jongeren toe dat ze inderdaad ook niet makkelijk waren en ook vooroordelen hadden en ook aanleiding tot etnisch profileren gaven.
Openingsvragen:: Hoe beleef je de buurt? Wat is er gebeurd en hoe is dat voor jou?
Je als dialoogbegeleider van tevoren verdiepen in de buurt , is essentieel bij het winnen van vertrouwen. Bijvoorbeeld verkennings-/wervingsrondje maken met opbouwwerker. Hierdoor herken je mensen in de sessies, wat enorm helpt. Bij Eigen Kracht Conferenties worden de deelnemers vooraf persoonlijk benaderd en voorbereid op de bijeenkomst.
Voorbeeld van dialoog naar aanleiding van aanslagen in november 2015 in Parijs.
Georganiseerd door Platform voor religie en levensbeschouwing. Dialooggesprek over de vraag: Hoe ben jij geraakt door wat er gebeurt is? Doordat de betekenis van het gebeurde en de gevolgen ervan voor ieder persoonlijk geuit werd, ontstond er verbondenheid.
Een MBO- school waar een dialoog gehouden werd nav de aanslag op Charly Hebdo.
Eerste leerling opende de dialoog door te roepen: “Zij (de aanslagplegers) zijn mijn broeders! Iedereen die een cartoon maakt van de profeet moet dood”.
Deze opmerking werd omgebogen naar een vraag die voor ieder van belang was: Wie is, in deze spannende tijd jouw broeder of zuster, waar je je steun van ervaart? Hierbij werd een ronde gedaan. Waarbij de eerste spreker als laatste mocht spreken. Hij kreeg zo een douche van liefdevolle verhalen over zich, waar hij zich sterk in herkende. Een jongen met een heel andere achtergrond zei tegen de eerste leerling: “Jij bent mijn broeder. Jij helpt mij met dit vak en ik help jou met dat vak, dus of je het wilt of niet, jij bent mijn broeder”. Dit rondje deed de extreem denkende jongere heel veel. Bracht hem in tranen tot reflectie. Hoezeer hij zich altijd 3e rangs had gevoeld in Nederland, dat maakte hem zo boos. En dan zocht hij altijd zijn rust in de moskee. Maar na de aanslag had hij het gevoel dat de moskee, zijn thuis, ook al verdacht was. De klas kon hem steunen in dialoog. De (multinationale) Rotterdamse klas was voor hem een nieuw, veilig midden, waar hij zich gehoord voelde. Waarmee z’n radicale gedachten overbodig konden worden.
We waren nog niet uitgepraat. Het vraagt om een vervolg.